De nieuwe editie van Liter verschijnt binnenkort. Lees nu de daarin opgenomen herlezing van twee werken van Abdelkader Benali, onze gastschrijver voor 2018Teruggaan naar het begin: moeders, vaders, kinderen. Over De stem van mijn moeder (2009) en Brief aan mijn dochter (2016).

 

door Johan Goud, 10 maart 2018

 

De stem van mijn moeder (2009) liet ik door studenten bespreken in een universitaire cursus die ik jarenlang gaf – en waarvoor Abdelkader Benali diverse malen een slotcollege verzorgd heeft. De cursus was gewijd aan ‘de omgang met religie en levensbeschouwing bij Nederlandse auteurs van islamitische herkomst’. In een van de colleges ging het over vaders, moeders en kinderen in hun relaties tot elkaar. Een antropologisch oerthema met eindeloze variaties in morele, religieuze en filosofische verbanden. Ik plaatste het in het kader van freudiaans getinte literatuurbeschouwingen en van literatuur over autoritaire vaders (Kafka) en over de mythologische strijd tussen broers (onder verwijzing naar Bijbelse verhalen over Kain en Abel, Esau en Jakob). Onder andere om het gevoel van desoriëntatie te duiden dat veel Marokkaanse en Turkse vaders onder de omstandigheden van migratie overvalt. Ik herinner me nog hoe emotioneel een Marokkaanse student werd toen hij in dit verband de aanhoudende depressiviteit van zijn vader ter sprake bracht.

 

 

De vraag naar de vader in Benali’s werk

 

Voor dit artikel las ik opnieuw deze roman en combineerde ik die herlezing met de Brief aan mijn dochter (2016). De genre-verschillen zijn groot. Het boek van 2009 is een zelfstandige vertelling, een roman, een product van fictie dus. De zeven jaar later verschenen brief is geschreven door de kort tevoren vader geworden Abdelkader en gericht tot zijn lezend en wat ouder gedachte dochtertje Amber. Maar wat me bij deze gecombineerde lectuur bovenal treft, is de overeenkomst. Het vinden van een nieuw en ander vaderschap typeert deze boeken en verbindt ze met elkaar.

 

In eerdere boeken, bijvoorbeeld de veelgeprezen roman De langverwachte (2002) en het toneelstuk Onrein (2004), beschreef Benali al de effecten van het agorafobe en tirannieke vaderschap dat hij aan den lijve ondervonden had. In De langverwachte was de moeder (Malika) goeddeels zwijgend aanwezig, in Onrein is zij overleden en alleen als de herinnerde aanwezig. In beide gevallen probeert de vader zijn, naar de Hollandse buitenwereld neigende zoon in het gareel te krijgen. In het toneelstuk wordt de zoon in feite belast met de zorg voor het samenleven in de gezamenlijke binnenwereld en neemt hij deze taak over van de gestorven moeder. ‘Slapen, eten en beveiligen, zo zit de wereld heden ten dage in elkaar,’ zo merkt de vader op.

 

Maar de twee boeken die in deze herlezing centraal staan, laten een nieuw geluid horen: de stem van de moeder en de daardoor gecreëerde mogelijkheid van een ander vaderschap.

 

De ik-figuur in De stem van mijn moeder is vervuld van weerzin tegen het vader worden. Zijn vriendin Eva heeft een tweeling gekregen en is er zeker van dat hij de vader is. Hij is geneigd dat te ontkennen, weigert ze te zien, ontloopt het contact, beantwoordt geen e-mails. ‘Over deze geboorte moest ik zwijgen als het graf. Zwijgen zoals mijn moeder dat doet. Als zij het kan, kan ik het ook. Ze praat niet over dingen die ze niet begrijpt.’ Deze op dat moment nog raadselachtige zinnen lezen we in een van de eerste hoofdstukken. Pas gaandeweg wordt meer duidelijk van de achtergronden van het zwijgen en de weerzin.

 

Tweelingen

 

De familiegeschiedenis wordt door een reeks tweelingen bepaald. Eerst waren er de vader, Schoonspringer genaamd, en diens broer Karim. Schoonspringer heette de vader, omdat hij naar eigen zeggen samen met zijn broer van een zeer hoge rots – in het geboorteland Marokko – in het water gesprongen was. Karim overleefde het niet. De sprong kreeg een legendarisch karakter voor de tweede tweeling, de ik-figuur en zijn broer. Niets leek hen zo verheven als het uitvoeren van diezelfde levensgevaarlijke sprong: het had de mythische kwaliteit van sterven en wedergeboren worden, het was een initiatieritueel van de hoogste orde: ‘Als je sprong, dan was je zoon af. Dan werd je man.’ Op een Marokkaanse vakantie van het inmiddels naar Nederland gemigreerde gezin is het zover. Ook deze sprong loopt echter catastrofaal af. Over de gevolgen wordt verteld in het hoofdstuk met de veelzeggende titel ‘Hoe de muziek uit ons leven verdween’. De moeder vervalt tot stilzwijgen. De derde tweeling, ten slotte, wordt door Eva, de geliefde van de ik-figuur, ter wereld gebracht. Hun geboorte en de berichten die de ik-figuur daarover ontvangt, rakelen dat hele traumatische verleden weer op.

 

De stem van de moeder

 

Het is de stem van de moeder die een wending teweeg brengt. De ik-figuur, die een veelgevraagd dus uithuizig fotograaf is, wordt door zijn vader naar het ouderlijk huis teruggeroepen. Het gaat slecht met zijn moeder en ze heeft laten weten een fotoboek te willen inzien. De zoon is nodig om behulpzaam te zijn bij het opsporen van dat boek. Hun ontmoeting, na een vrij lange tijd, is het begin van een verrassende ontwikkeling. Zij begint te spreken. Haar stem ontmaskert, zingt liedjes en herinnert aan het oude geloof.

 

Eerder bleek al hoe allesbepalend de stem van de moeder in positieve zin was geweest. Haar stem had de vader verliefd gemaakt – een stem als een gat in de muur, waardoor hij in haar ziel kon kijken, ‘en wat ik zag was een belofte voor het leven.’ Ook de fotograferende zoon heeft een krachtige herinnering aan haar vertrouwde stem, van lang geleden, toen die hem door een drukke supermarkt heen terugriep. Maar nu is het anders. Haar stem ontmaskert. Ze onthult hem de oerleugen die het begin van alles heeft gevormd. De vader is het water in gegaan om zijn broer naar de kant te halen. Hij is niet zelf gesprongen. In een door hemzelf bedachte mythe heeft hij iedereen – te beginnen met zichzelf – gevangen gezet. ‘Mijn hoofd gonst. Mijn vader heeft de moed van zijn broer overgenomen, en heeft toen zijn bruid naar Europa gebracht.’

 

De stem van zijn moeder zingt liedjes. Na de dood van je broer, zo vertelt ze hem, haatte ik alles, het leven, mijzelf, de muziek. Nu ze de staat van rouw, woede en noodgedwongen zwijgen achter zich heeft gelaten en de leugen onthuld is, kan de muziek terugkeren. Ze zingt weer liedjes. Liedjes die er, zo vertelt ze, nooit niet geweest zijn en waarbij ze zich weer als een kind voelt. Het zijn liedjes die, zo vertelt ze, geen verleden en toekomst van zichzelf hebben. Voor altijd zijn ze in ons aanwezig.

 

Een bijzonder element is ook, dat de stem van de moeder het over God heeft. Een van de redenen waarom de zoon het vaderschap afwijst, is dat hij beseft zijn eventuele kind geen geloof te kunnen bieden. Angst speelt daarbij een belangrijke rol. Hij leeft buiten het geloof en put zijn god-loze wereldbeeld uit boeken van Darwin en Grzimek. Zijn ouders vervloeken hem daarom in stilte, denkt hij. ‘Ik wilde niet dat de vervloeking van mijn ouders ook nog over hen zou komen.’ De teruggekeerde stem van zijn moeder brengt ook de wereld van tradities, geloof en God terug. Haar geloof kent geen scepsis. Zij gelooft niet in de God van de tralala, die het de mensen makkelijk maakt. Haar God moet serieus worden genomen, beschikt alles en houdt ‘de duivel die je ziel op wil eten op afstand.’

 

Het monster van de migratie

 

En de ik-figuur noteert alles. Een van zijn redenen, misschien de belangrijkste, om dat te doen, staat in het motto voorin De stem van de moeder: ‘Vergetelheid doodt de migrant in zijn hart. Wordt hij door zijn kinderen vergeten, dan eet het monster van de migratie hem met huid en haar op.’ Het komt erop aan, de vergetelheid niet te laten winnen en de ouders niet door het monster van de migratie te laten opslokken. Een bijzondere en veelbetekenende wending krijgt deze uitdrukking in de autobiografische, zeer persoonlijk gestelde Brief aan mijn dochter (2016). In wat Abdelkader aan zijn dochtertje schrijft, transformeert dat gevreesde monster zich tot het lieve monster van de migratie. Het heeft zijn ouders weggeblazen uit een bestaan dat beperkt werd door gebondenheid aan de dorpsgemeenschap en de geboortegrond. Het heeft het de ouders en hun kinderen mogelijk gemaakt hun eigen dromen te ontdekken. ‘Ook daarom is het onze plicht om jou dromen aan te reiken, ze wellicht zelfs te verzinnen, jouw moeder en ik, en ze dan aan jou te vertellen.’ Het is een plicht, die overdracht. Benali realiseert zich terdege dat de realisering van de hoogste droom, die van vrijheid, een zaak is van meer dan een enkele of zelfs twee generaties. ‘De droom wordt doorgegeven en krijgt tijdens het doorgeven een vaste structuur, die een spoor trekt door de wereld. Het is de droom van vrijheid.’

 

 

Brief aan mijn dochter

 

In de roman markeert de stem van de moeder een keerpunt. De fotograferende zoon besluit zijn twee kinderen – de derde tweeling in de geschiedenis van zijn familie – te willen ontvangen en een vooralsnog aarzelend en ambigu contact met Eva, hun moeder, aan te gaan. Van die aarzeling en ambiguïteit is in Benali’s brief aan zijn dochter geen sprake. Zonder voorbehoud schrijft hij over zijn liefde voor het pasgeboren meisje en haar moeder. Hij beschrijft beschroomd wat hij voor zijn ogen ziet gebeuren. ‘Jij omklemt haar, zij ontvangt jou. Zij groeit naar jou toe, jij groeit op haar. Het is zo sterk, dat gevoel, sterker dan het sterkste staal dat ooit vervaardigd zal worden.’ Wat vreemd en geweldig moet het zijn om zo’n brief, die je later zult kunnen lezen, bij het begin van je leven van je vader cadeau te hebben gekregen.

 

Ook de herinnering aan de God van de traditie is bij de auteur van Brief aan mijn dochter geland. Hij eigent zich die traditie op een persoonlijke en vrijzinnige manier toe. In zijn korte vertaling van de vijf zuilen van de islam is er geen sprake van dwang, van een straffende God en van angst voor de duivel. De vijfde zuil bijvoorbeeld, de bedevaart naar Mekka, krijgt een spiritualiserende uitleg, in de lijn van de kabbalistiek. Mekka staat met zijn concentrisch cirkelende opbouw symbool voor ‘de eeuwige doorgang, het feit dat niets helemaal af is, niets helemaal eindig.’ Naar Mekka gaan betekent teruggaan naar de kern, naar het begin van het begin.

 

En dat brengt me ten slotte bij een van de treffende filosofische passages in deze mooie brief. Benali herkent zich daar in de uitspraak van de Renaissance-denker Vico, ‘dat je om het leven te begrijpen moet kijken naar waar het begint.’ ‘De eerste blik. De eerste verliefdheid. De eerste zin. De eerste keer. De eerste ontmoeting. De eerste stap.’ Ik denk dat daarmee inderdaad iets fundamenteels gezegd is over de mens en de denker Benali, en over het unieke schrijverschap dat hij tot nu toe ontwikkeld heeft.

 

Submit to FacebookSubmit to Twitter